Het speelpleintje

“Dag mevrouw, mag Bartje mee buiten komen spelen?” De moeder van Bartje die tegen haar zin de deur komt openmaken na aanhoudend gebel, kijkt recht in de brilglazen van een wat ouder ogend manneke. Is het de bril die hem zijn slim uiterlijk leent of is het de sluwe smile die de kleine makkelijk op zijn gelaat tovert?

“Als ons Bartje zijn boterham helemaal opeet mag hij mee. Waar gaan jullie spelen?” vraagt de wat bezorgde moeder. “Hier wat verder op het pleintje, er zijn nog wat speelkameraadjes die Bartje ook kennen” is het bestudeerde antwoord van de kleine die er op toeziet een goede beurt te maken. Tenslotte wil hij Bartje niet kwijt als vriendje. Bart staat inmiddels achter zijn mama in het deurgat en veegt nog de laatste kruimels met choco van zijn lippen. “Ha de Koen, gaan we spelen? Is het OK mama? Ik zal op tijd terug zijn en beloof braaf te zijn” verzekert Bartje die gekend staat als een ijverige jongen maar die wel eens opstandig durft zijn bij meester Filip.

De twee huppelen samen naar het pleintje wat verderop waar ze een afwachtend welkom krijgen van de andere jongens uit de wijk. Het valt op dat er weinig meisjes komen spelen. Enkel Gwendolientje staat mokkend aan de kant, maar dat zijn deze rakkers al gewoon van haar.

Joachimmeken is er ook in een wat aparte geruite outfit. Samen met het vreemd lachende jongetje die iedereen Boucheeken noemt omdat ze zijn echte naam niet kennen. Alhoewel hij nieuw  is in de wijk  betreedt hij zelfverzekerd het veldje. Wat verder staat Connerken nog bij zijn oom uit Oostende, hij is nog wat jong om alleen te komen spelen. Zijn taaltje is nieuw voor de vertrouwden van de wijk, maar het is een brave jongen. Pauleken staat met rode wangen aan de kant te wachten tot men hem komt halen, het is geen makkelijke jongen dat beseft de rest.

“Allez mannen, kom eens hier dat we de ploegen kunnen samenstellen. Ik zal tossen, Ik ben tenslotte de oudste!” Je ziet Koentje denken “En de slimste” terwijl hij het geldstuk de lucht ingooit.

Belleman