Zoek de mens

Diogenes zit voor zijn ton in het opwarmende licht van de morgenzon. Ze doet hem even knipperen met de ogen, vermoeid door het zoeken naar de mens. Niet de mens maar DE mens.

Zijn olielamp staat voor hem en zijn trouwe hond geniet net als zijn baas van de eerste warmte. Het onwelriekende dier zorgt ervoor dat nieuwsgierigen op afstand blijven. Alexander De Grote (maar hij was niet zo groot) staat in volle bewondering voor de wijsgeer. “Ga uit mijn zon” beveelt de tonbewoner aan de heerser van de gekende wereld. Deze gehoorzaamt blindelings.

“Wat kan ik voor je betekenen?” vraagt Diogenes aan de man in glinsterend generaalsornaat.” Ik wil graag met jou de toestand van de wereld bespreken. Jij die afstand neemt, beseft als geen ander waar het werkelijk om gaat.” “Ik hoef geen lof, alleen af en toe een brood en wat olie volstaan” is het laconieke antwoord van de wijze man.

Maar Diogenes is gevat door de vraag van Alexander en begint bedachtzaam te spreken. “Deze week is opnieuw bewezen dat we het niet kunnen. De opeenstapeling van ideetjes zo van de toog van Dionysos geplukt, zijn een aanfluiting van ons menselijk brein. De Emir van de op een na grootste partij spant de kroon. Gelukkig zit ze nu in quarantaine zodat we minder gezichtsverlies lijden op de grote vergadering en ze misschien de tijd vindt om alles te overdenken.” Hij pauzeert alsof hij Alexander de tijd wil gunnen om zijn woorden te snappen., maar deze is volop mee.

“Ik zoek de mens” vervolgt de wijsgeer terwijl hij over het schurftige dier naast hem wrijft. “Hier zoeken ze ook de mens maar niet om hem te begrijpen maar om hem weerloos te laten opdraaien voor alles wat fout loopt. De gewone mens is voor hen de vijand die ze dringend moeten klein krijgen.” Zijn filosofische kalmte redt hem als Diogenes verder gaat. “Hoe kan je zo medestanders krijgen voor grootse en noodzakelijke plannen? Ze lijken wel Zeus die vanop zijn Olympos meent te weten wat goed is voor het gewone volk maar hen constant tempeesten stuurt die hen in ontreddering achterlaten. Hier komt onrust van!”

Alexander bedankt hem voor de wijze bedenkingen en wil graag een nieuwe afspraak. “Je weet me te vinden, mijn ton verhuist niet, net als zijn bewoner. Wat wel kan is dat mijn lamp, nu nog op fossiele brandstof, zal branden door een paneeltje aangestuurd door zonnegod Helios. Hopelijk kan jij zorgen voor een kleine subsidie?”

Alexander knikt goedkeurend maar wordt meteen opgeschrikt door een bericht van een ijlbode. Deze brengt hem de offertes voor zijn warmtepomp, de isolatie van zijn paleizen en zijn elektrisch wagenpark. Hij draait bijna weg bij het zien van het totaal. Zelfs een wereldheerser kent zijn (financiële) grenzen.

Kantwaminderis