Het buitenland

Pachter Petrus, met zijn vier koeien de voornaamste voedselproducent van de Onafhankelijke Republiek Overnelle (ORO), wist lang niet wat het buitenland was. Hij ging ervan uit dat al zijn land en zijn weiden “buiten” lagen. Wist hij veel, hij had er niets te zoeken, export is niet nodig daar alles lokaal verorberd wordt.

Maar de laatste tijd komt daar verandering in. Elke avond wordt hem immers dit begrip in de strot geramd tijdens de nieuwsuitzending van het naburige koninkrijk. Zou er dan toch iets serieus aan de hand zijn, vraagt Eufrasie, zijn geliefd boerinnetje hem verschrikt vanavond. Van ’t verschieten van deze mooie volzin, niet haar gewoonte, giet hij een deel van zijn stenen kruikje naast zijn druppelglas. Waarom maken ze deze ook zo klein?

Hij probeert haar gerust te stellen door iets te mompelen over het buitenland waar ze problemen zoeken. Eufrasie is echter, zoals de meeste vrouwen, niet te vermurwen met een simpel antwoord, er dient geklapt en overtuigd…

“Leg jij me dan maar eens uit waarom ze vandaag Angèle, de madame van onze Illustere Voorzitter, hebben teruggebracht in een politiecombi uit de naburige Vrijstaat Ternat. Ze droeg in haar geboeide handen een papieren zakje van een slager van daar. De gebakken balletjes vielen bijna op de grond en de huisgemaakte worsten hingen over de rand van het fraaie zakje!”

“Weet ik veel” is de nuchtere repliek van Petrus die nog niet genoeg kleine glaasjes had gevuld om te discussiëren. “Ze heeft daar niets te zoeken, wij hebben hier ook het ras wit-blauw lopen maar wel nog niet gemalen! En ze zeggen al lang dat ze niet-essentiële verplaatsingen naar de Vrijstaat gaan verbieden!”

“En al die sportmensen die vliegen maar rond? Gaan trainen onder de zon, op hotel in Australië, niet in quarantaine moeten bij terugkeer, een weekje strand in Oostende! Maar als wij hier eens goesting hebben op lekkere balletjes brengen ze ons naar huis als een Hollandse hooligan! Hebben ze niets anders te doen?” Het woord hooligan komt er wat aarzelend uit. Het is geen dagelijkse woordenschat voor iemand wiens wereld bepaalde dagen beperkt blijft tot het gezicht van Petrus en het achterste van een koe. Of is het omgekeerd? Het gezicht van een koe en …?

“Niet zagen” antwoordt de pachter en hij mikt het bodempje in één keer allemaal in het kleine glaasje. Zijn stenen kruikje is leeg, morgen gaan halen in de Vrijstaat, dat is immers een essentiële verplaatsing. Dat die flikken eens wat durven zeggen!

Belleman